Ik ben al tien jaar docent ‘wiskunde’ in het middelbaar onderwijs in Nederland. Een aantal autistische kenmerken maken dus deel uit van mijn persoonlijkheid. Als docent wiskunde zijn woorden en zinnen zoals ‘gegeven-gevraagd-oplossing’ of ‘bewijs met behulp van een berekening’ of ‘bereken exact’ dagelijkse kost. Deze woordenschat hoort standaard bij de opvoeding van een wetenschapper.
Ik wil graag enkele van mijn persoonlijkheidskenmerken definiëren. Mijn functieverloop bereikt zijn maximum als er aan de volgende randvoorwaarden voldaan wordt: er is structuur, er is controle, er is een plan (liefst twee plannen eigenlijk: plan A voor het ‘exacte’ scenario en plan B voor het ‘indien…dan…’ scenario) en er is steeds vooruitgang. Bij afwezigheid van deze randvoorwaarden neemt de kans op kortsluiting tussen de energiegeleiders in mijn hersenen exponentieel toe. In mijn functieverloop ontstaan dan perforaties (onderbrekingen in het functieverloop, imperfecties). Emoties zoals boosheid en irritatie nemen dan de bovenhand en het adrenaline gehalte in mijn lichaam bereikt zijn maximale waarde. Buiten het feit dat ik steeds een plan nodig heb, ben ik ook een perfectionist. Al mijn sommen en vraagstukken worden zorgvuldig voorbereid tot in het kleinste detail en ik probeer steeds de verwachtingen van iedereen rondom mij heen in te lossen, zonder respect te hebben voor mijn eigen limieten (grenzen). De huidige maatschappij, de verzameling van de reële getallen, houdt niet van perforaties in een functieverloop. Ik ben geen 100%-perfectionist. In mijn huishouden ontbreekt namelijk elke vorm van symmetrie, met andere woorden daar ben ik rommelig (met een grote standaarddeviatie ten opzichte van een aantal andere familieleden): de lepels en vorken liggen niet met de kontjes in mekaar, de glazen staan niet gerankschikt van klein naar groot, de was hangt wel eens een aatal dagen asymmetrisch te drogen op mijn stoelen en de strijkplank is bijna een onderdeel geworden van het vast meubilair. Een kleine deelverzameling imperfectie in een grote verzameling perfectie.
Gevraagd:
Minder analyse, minder extreme waarden, minder steile hellingen, respecteren van limieten.
Oplossing:
Van wiskunde doceren naar mediteren. Door dagelijks even stil te staan bij mijn toppen en dalen:
- lukt het mij beter om in evenwicht te blijven voor langere periodes;
- kan ik beter omgaan met het onvoorspelbare (minder kortsluitingen);
- aanvaard ik mijn perforaties (imperfecties);
- bewaak ik mijn limieten;
- elimineer ik ongunstige parameters uit mijn domein zodat het beeld weer helder is;
- ben ik van ‘bereken exact’ naar ‘bereken’ geëvolueerd (de grafische rekenmachine mag gebruikt worden);
- zie ik extreme waarden als groeikansen.
Is mijn leven perfect door te mediteren? Neen, helemaal niet. De grafische weergave van mijn leven is geen rechte, stijgende lijn. Ik ben vergelijkbaar met een sinusfunctie met steeds terugkerende maxima en minima. Door dagelijks te mediteren lukt het mij beter om ten volle te genieten van de maxima en zie ik de minima als uitdagingen, als lessen waaruit ik kan leren. Ik kan er zelfs uit afleiden dat de hellingen minder steil zijn en dat de maxima en minima dichter bij de evenwichtsas liggen. Elke dag maak ik nog fouten waardoor er perforaties verschijnen in mijn functieverloop, maar ik reken mezelf daar niet meer op af. Ik probeer de som of het vraagstuk telkens opnieuw uit te rekenen, door het gebruik van verschillende eigenschappen, om zo tot de juiste oplossing voor mezelf te komen.
Q.E.D. > Quite Easily Done
Kelly Duisters, zaakvoerster van Focus Forward